33
Drie maanden nadat Wouter was verdwenen, stond Cocky opeens in de zaak. Ze ging zonder iets te zeggen op Wouters kruk zitten. Irma keek langs haar. ‘Wij moeten praten,’ begon ze.
‘Ik ben aan het werk, zoals je ziet.’
‘Je kunt toch wel even worden afgelost? Het hoeft niet lang te duren.’ Irma vroeg aan Vince of ze een paar minuten van zijn kantoor gebruik mochten maken.
Cocky deed heel vastberaden, maar Irma zag haar handen trillen en ontdekte ook een zenuwtrek bij haar oog die ze nooit eerder had gezien. Ze was sterk vermagerd. ‘Wouter is nog steeds niet gevonden,’ zei ze.
‘Misschien is hij vooral nog steeds niet terug,’ weerlegde Irma haar woorden.
Cocky had een erg gekwetste blik in haar ogen, die Irma direct irriteerde. ‘Dus je weet dat er praatjes rondgaan over die verpleegster met wie hij iets scheen te hebben.’
‘Ik weet niets van praatjes die rondgaan en ze interesseren me ook niet. Jij kunt er overigens ook beter fris van blijven, Cocky.’ Ze probeerde de dolk in haar borstkas niet te voelen. ‘En als je zo twijfelt aan zijn trouw, waarom zou je dan willen dat hij terugkomt?’
‘Wouter komt niet terug en daar weet jij volgens mij meer van.’ Er was opeens niets meer over van haar kwetsbaarheid.
‘Let op je woorden, Cocky. Je kunt niet zomaar alles tegen me zeggen.’
Toen viel Cocky haar aan.
Irma had de vrouw gemakkelijk kunnen verwonden, nadat ze de eerste klap had uitgedeeld. Ze was groter en sterker en veel kwader. De woede die zij meetorste had nog niet naast die van Cocky gelegen, besefte ze tijdens de korte worsteling die ontstond en die wat haar betrof vooral gericht was op een snelle beëindiging.
Cocky schreeuwde en Vince kwam op dat geluid af. Hij greep haar vast en duwde haar de deur uit. Irma wreef over haar wang en ontdekte dat er bloed aan haar vingers zat. De nagels van Cocky hadden een spoor achtergelaten dat een week later nog zichtbaar zou zijn.
‘Je doet toch wel aangifte tegen dat ongeleide projectiel?’ informeerde Vince.
Ze deed geen aangifte, maar ze was wel op haar hoede. Als ze thuis was, controleerde ze regelmatig alle kamers en tuurde door een kier van de gordijnen de voortuin en de achtertuin af. Op straat keek ze vaak achterom. Ze haatte Cocky.
Vince wilde weten waarom Irma haar belaagster niet aanpakte en ze zorgde ervoor dat ze op een koele en afstandelijke manier vertelde dat ze Cocky’s wanhoop wel begreep. ‘Stel je voor dat jou zoiets overkomt. Dan wil je toch iemand aanwijzen die er verantwoordelijk voor is? Ze heeft nooit goed hoogte kunnen krijgen van mijn vriendschap met Wouter, daarom ben ik de aangewezen persoon om zich op te richten. Als ze terugkomt en me lastig blijft vallen, is er nog tijd genoeg om de politie te bellen.’
‘Ik wou dat je beter naar me had geluisterd,’ bromde Vince. ‘Ik heb je gewaarschuwd voor die man. Het is een onverbeterlijke vrouwengek en het zou mij niets verbazen als het verkeerd met hem is afgelopen.’
‘Dat meen je niet!’
‘Echt wel. Zulke types denken dat ze God zelf zijn, maar ze zijn te dom om de duivel te herkennen.’
Irma deed geamuseerd. ‘Het lijkt of je hem iets verschrikkelijks gunt.’
‘Zo erg is het nu ook weer niet. Maar hij mag van mij wel stevig in de problemen zitten. Let op mijn woorden: opeens staat hij hier weer voor je neus. Zorg er dan voor dat je je verre van hem houdt!’
‘Ja, pa.’ Ze perste een lach op haar gezicht.
Het was een vreemde gewaarwording dat Wouter uit haar denkpatroon verdween. Soms doemde er bijna per ongeluk een gedachte op die iets met hem te maken had, maar het was niet meer dan een psychische oprisping. Na het bezoek van Cocky verwachtte ze nog wel een bezoek van de achterdochtige rechercheur, maar hij verscheen niet meer. Het leek of Wouter nooit had bestaan en Irma wist na een jaar niet eens meer hoe zijn stem klonk. Ze herinnerde zich ook zijn geur niet meer. Hij was weg en dat was goed.
Het moest.